Back to Peter Lehmann Publishing

This article was originally published with the title "Monsters from the Past" in: Peter Lehmann (ed.), Coming off Psychiatric Drugs: Successful withdrawal from neuroleptics, antidepressants, lithium, carbamazepine and tranquilizers, 2004, pp. 77-80. E-book in 2023

Wilma Boevink

Monsters uit het verleden

(Wilma Boevink's article was published under the title "Monsters uit het verleden" in: Deviant – Tijdschrift tussen psychiatrie en maatschappij, Jaargang 5 [1999], Nr. 20 [Maart], pp. 10-12)

Antidepressants / Tranquilizer: Lexotanil, Librium, Seresta, Temesta, Valium

Een verhaal over hoe je stopt met het slikken van psychofarmaca moet eigenlijk beginnen met hoe je mee begon. Stoppen met medicijnen betekent namelijk niet alleen dat je fysiek en mentaal moet afkicken. Je moet ook onder ogen durven zien hoe het zo ver heeft kunnen komen.

Zo'n vijftien jaar geleden schreven artsen mij antidepressiva voor omdat zij geen fysieke oorzaak konden vinden voor mijn lichamelijke klachten. In de tijd dat ik het ouderlijk huis verliet en probeerde een eigen leven op te bouwen begon ik last te krijgen van slechthorendheid, lawaai in mijn hoofd en duizeligheid. Met medische onderzoeksapparatuur kon bij mij geen afwijkingen worden geregistreerd die mijn klachten zouden kunnen verklaren. Dus, zo werd geconcludeerd, zou de oorzaak wel psychisch zijn. Met anderen woorden: ik werd gek verklaard.

Wat die antidepressiva daartegen hadden moeten doen, is mij nooit duidelijk geworden. Ze hielpen ook niet. Niet tegen mijn klachten en ook niet tegen mijn toenemende somberte en wanhoop als gevolg van die klachten. Feit was wel dat ik steeds meer belemmerd werd door wat zich in mijn hoofd afspeelde. Ik sloot me als gevolg van het slecht horen steeds meer af en kende betekenissen toe aan het lawaai in mijn hoofd. Ik was er bijvoorbeeld van overtuigd dat er iets in mij was dat me gek wilde maken, mij de ondergang in wilde juichen. Wat dat iets precies was, wist ik niet; wel wist ik de reden. Ik was schuldig aan de ellende in de wereld. Ik was een slecht mens en omdat niemand anders dat door had en er iets aan deed, werd ik daarvoor ›van binnenuit‹ gestraft.

Ik hield de wanhoop en de angst die ik destijds voelde in bedwang met alcohol. Ik kan me nog herinneren dat ik eerst, toen de problemen zich nog niet zo hadden opgestapeld, ›alleen maar‹ 's avonds dronk. Gaandeweg werden de hoeveelheden groter, de drank sterker en verschoof zich het moment waarop ik begon naar vroeger op de dag. Uiteindelijk ontbeet ik 's ochtends met alcohol. Zonder drank kon ik niet functioneren. De antidepressiva waren inmiddels vervangen door allerhande versuffende pillen als valium, librium, seresta, lexotanil en temesta. Ik was op het spoor van de tranquillizers gezet nadat ik met delirische verschijnselen bij een arts was afgeleverd. Deze schreef me sederende pillen voor, waar ik vervolgens ook aan verslaafd raakte. Ik slikte steeds grotere hoeveelheden medicijnen en gebruikte de alcohol om ze weg te spoelen.

Net op kamers en aan een opleiding begonnen probeerde ik mijn leven draaiende te houden. Ik wilde functioneren net als ieder ander en probeerde mijn leven voor mezelf leefbaar te maken. Daar had ik de roes van allerlei middelen voor nodig, zoals alcohol, hash en pillen. Die verdoving was mijn overlevingsstrategie en paradoxaal genoeg ook mijn ondergang. Want het was juist die roes die me buiten de realiteit plaatste, waardoor ik op kon gaan in mijn eigen waanzinnige wereld en me kon isoleren van de wereld om mij heen.

Binnen drie jaar liep ik er bij als een zombie. Of eigenlijk liep ik niet meer, maar lag ik alleen nog maar op bed. Ik at niet meer, praatte niet meer en sliep nauwelijks nog. Wat ik nog wel deed was pillen slikken, drinken, (hash) roken en opgaan in mijn eigen waanwereld. Ik herinner me van die tijd vooral mijn angst en de geur van vernietiging die om mij heen hingen. Ik had nergens meer greep op. Nu weet ik dat ik toen door gebeurtenissen uit mijn verleden werd achtervolgd en dat mijn kinderlijke angsten mijn waarneming van de wereld verkleurden. Maar destijds was ik er van overtuigd dat het onontkoombare zich voltrok: ik was een probleem en het probleem moest opgelost worden. Ik kende mijn lot, maar kon die wetenschap niet verdragen en dus zocht ik elke mogelijke verdoving. Mijn enige drijfveer was niet te hoeven voelen. Zo probeerde ik het hoofd boven water te houden.

Toen ik uiteindelijk kopje onder ging, leek een opname in een psychiatrisch ziekenhuis de enige uitweg. Of dat ook werkelijk zo was, weet ik niet. Wel weet ik dat het in mijn geval heeft geholpen. Bijvoorbeeld bij het afkicken van mijn verslavingen. Tijdens mijn opname, die tweeënhalf jaar duurde, ben ik stap voor stap gestopt met de medicijnen. Bij binnenkomst in het ziekenhuis moest ik mijn medicijnen inleveren bij het medisch team. Zij namen het beheer ervan over. Dit was niet gemakkelijk voor me, omdat die pillen mij het gevoel gaven nog enigszins controle te kunnen uitoefenen. Met het afstaan ervan gaf ik alles, inclusief mezelf, uit handen.

Het eerste wat mijn behandelaars deden was mijn medicijngebruik reguleren. Ik kon niet meer, zoals ik gewend was, medicijnen slikken wanneer ik daar behoefte aan had. Ik kreeg ze nu op vaste tijden uitgereikt, zo'n vijf keer per dag. Ze schreven mij een veel grotere hoeveelheid voor van een ander versuffend, maar minder verslavend middel. In het begin voelde dat als een mokerslag: ik sliep bijna de hele dag. En toen werd die hoge dosis stukje bij beetje verminderd. Men begon daarmee op het tijdstip dat ik me het minst slecht voelde ('s ochtends vroeg), de hoeveelheden bleven op de andere momenten nog ongewijzigd. Als dat goed ging, werden ook de andere doseringen verminderd. Daar bleek ik op tot de afkickverschijnselen verdwenen waren. Zodra ik weer enigszins stabiel was, werd de dosis weer teruggebracht, te beginnen bij 's ochtends vroeg, als ik op m'n best was.

En zo bouwde ik af, tot het moment daar was om dagelijks in plaats van vijf keer nog maar vier keer pillen te slikken. Daarna bracht ik vier keer naar drie keer terug enzovoort, net zolang totdat ik er helemaal vanaf was. Alles bij elkaar duurde het afbouwen ongeveer een half jaar. Dat is niet al te lang als je bedenkt dat mijn verslaafd raken ongeveer drie jaar heeft geduurd.

Het ging niet vanzelf, dat afkicken. Bij elke stap in mijn afbouwschema reageerde mijn lichaam met afkickverschijnselen als trillen, duizeligheid, grote onrust en een galm in wat ik hoorde en golven in wat ik zag. Het moeilijkste moment was wel het laatste uur voor de volgende ›shot‹. Dan had ik het gevoel of ik compleet maf werd, of de beerput in mij werd opengezet. Een paar keer is dat mis gegaan en raakte ik de kluts kwijt. Er was geen verschil meer tussen mij en mijn omgeving. Ik werd door de beelden en geluiden om me heen opgenomen, verdween er in. Op die momenten was er gelukkig altijd iemand om me terug te halen. Ik werd vastgehouden en er werd tegen me gepraat. En langzamerhand keerde alles dan terug tot herkenbare proporties.

Ook mijn alcoholverslaving heb ik beëindigd tijdens mijn opname. In het ziekenhuis kon ik niet ongemerkt drinken, dus met de grote hoeveelheden moest ik stoppen. In het begin haalde ik nog wel eens een borrel in een kroeg dichtbij het ziekenhuis, maar toen ik moest afkicken van de medicijnen, was ook dat afgelopen. Nog jaren daarna heb ik geen druppel aangeraakt, uit angst ongemerkt toch weer in een verslaving terug te vallen. Ook heb ik in die jaren geen soft drugs meer gebruikt. Ik wilde geen roes meer. Ik wilde niet meer het risico lopen op drift te raken. Ik wilde met beide benen op de grond blijven en de greep op mijn leven niet meer kwijt raken. Een geheelonthouder ben ik overigens niet geworden. Naarmate ik steviger op eigen benen kwam te staan verdween ook de dreiging van een (nieuwe) verslaving. In de loop der jaren leerde ik het verschil tussen ›gezellig een glaasje meedrinken‹ en ›de ellende wegdrinken‹. Ik weet nu heel goed wanneer het ›gevaarlijk‹ is om te drinken en wanneer niet.

Mezelf bevrijden van mijn verslavingen is gelijk opgegaan met meer greep krijgen op mijn eigen leven. Dat is een wederkerig proces. Ik kreeg meer greep op mezelf en mijn leven, omdat ik niet meer voortdurend allerlei middelen gebruikte. En ik kon mijn middelengebruik afbouwen, omdàt ik meer greep kreeg op mijn leven. Dit proces van herstel kon zich inzetten, omdat ik durfde terug te blikken op mijn leven en op wat er met mij was gebeurd. In de loop van de jaren heb ik onder ogen durven zien wat ik met al mijn verslavingen van me af heb willen houden. Ik heb mijn monsters uit het verleden bevochten en om dat te kunnen doen, moest ik ze eerst opzoeken en onder ogen zien.

Inmiddels ben ik baas over mijn eigen leven. Dat betekent voor mij onder andere dat ik niet meer angstig hoef te zijn. Geen losgebroken monsters of ziekmakende verslavingen meer. Sinds mijn afkickperiode meer dan tien jaar geleden heb ik nauwelijks nog psychofarmaca geslikt. Dat was niet altijd even gemakkelijk. Soms had ik graag weer even verdoofd willen zijn, tijdelijk niks meer willen voelen. Op die momenten hield ik mezelf voor dat weer beginnen met medicatie slikken altijd ook betekent dat je weer moet stoppen. Psychofarmaca lossen niets op; ze laten je alleen maar tijdelijk je ogen sluiten zodat je de realiteit niet onder ogen hoeft te zien.

About Wilma Boevink

Wilma Boevink (Netherlands), born 1963, social scientist on psychiatric care, an active member of the Dutch usermovement in psychiatry. Being a longterm user herself now working in Utrecht at the Trimbos-Institute (the Dutch Institute for Mental Health and Addiction). She works in the research department, integrating her personal experiences in her work. Author (together with José van Beuzekom, Erna Gaal et al.) of "Samen werken aan herstel. Van ervaringen delen naar kennis overdragen" (Working Together on Recovery: from Sharing Experiences to Implementing Knowledge), Utrecht: Trimbos-Institute 2002 (Stand: 2004). More about Wilma Boevink

Imprint